Zelforganisatie: wat is het echt?

Over begrippen als zelforganisatie en zelfsturing bestaan nogal wat misverstanden die ons vaak op het verkeerde been zetten. Wat is het niet, en wat is het wel?

Zelforganisatie en zelfsturende teams zijn hip. Mede dankzij het succes van voorbeelden als thuiszorgorganisatie Buurtzorg en de gemeente Hollands Kroon is er in Nederland bijna geen organisatie meer te vinden die niet bezig is met ‘het implementeren van zelfsturende teams’ en met ‘loslaten’. Alleen het taalgebruik al zou je argwanend moeten maken voor zoveel enthousiasme, want wat laat je los dan? En wat implementeer je als je dat met zelfsturende teams doet? Het lijkt er sterk op dat het oude wijn in nieuwe zakken betreft. Nu is met oude wijn niks mis, tenzij hij niet lekker is of je het als nieuwe wijn aan de man probeert te brengen (dan heet het oplichting). Dus laten we eens kijken hoe oud of nieuw deze wijn precies is en of hij een mooie afdronk heeft.

Wie zit er achter het stuur?

Allereerst het zelfsturende team. Het wekt beelden op van een groep mensen (het team) die achter het stuur van een bus zit en dat klinkt al niet heel handig. Want wat gebeurt er als het ene teamlid naar links wil en de ander naar rechts? Precies, de bus zwalkt over de weg en belandt vrijwel zeker in de sloot ernaast. In een bus ondervang je dat natuurlijk door één chauffeur aan te wijzen, die de route neemt die het team gezamenlijk heeft bepaald of die de directie hen in al haar wijsheid heeft opgelegd. ‘De directie bepaalt het wat,’ hoor je dan vaak zeggen, ‘het team gaat over het hoe.’ Dat klinkt natuurlijk heel fijn, en is zeker een vooruitgang ten opzichte van de protocol-terreur in veel vakgebieden, maar met zelfsturing heeft het weinig te maken. Als je zelf achter het stuur zit, wil je ook zelf bepalen waar de reis naartoe gaat of daar in elk geval over hebben meegepraat en mee-besloten. Dat stuurt ook veel fijner.

De term zelforganisatie wordt ook veel gebruikt in dit verband. Net als zelfsturing is ook dit een verwarrende term, vooral door het gebruik van het woordje ‘zelf’. Het suggereert dat het zelf, het individu, zichzelf organiseert, eventueel in afstemming met andere zelven. Met andere woorden: het suggereert dat je het helemaal zelf doet, los en onafhankelijk van anderen. Maar dat beeld zet ons volledig op het verkeerde been.

Om dit duidelijk te maken, moeten we eerst even kijken naar een vergelijking die in dit kader vaak wordt gemaakt met zelforganisatie in de natuur, zoals een zwerm spreeuwen of een mierenhoop. Wist je dat deze dieren zich maar aan een paar simpele regels houden, en dat er desalniettemin hele complexe structuren kunnen ontstaan? Zo vliegen spreeuwen allemaal eenzelfde kant op (richting), houden ze hun buurman in de gaten (feedback) en zorgen ze ervoor dat ze niet aan de buitenkant terechtkomen, want daar loert de roofvogel (de stok of de wortel). En toch produceren ze gezamenlijk ongelooflijk complexe patronen in de lucht. Knap, hè?

Je op een druk terras uitkleden, wie durft?

Als spreeuwen dat kunnen, waarom hoogopgeleide professionals dan niet?, zo is de onuitgesproken gedachte. Misschien omdat het hoogopgeleide professionals zijn. Mensen zijn in staat tot veel complexere handelingen en gedrag dan mieren of spreeuwen. Ze kunnen bijvoorbeeld betekenis geven aan de complexe patronen die ze gezamenlijk produceren, en dromen van andere patronen. Ze hebben een zekere mate van keuzevrijheid, en zijn soms wispelturig en onvoorspelbaar. Zet drie mieren bij elkaar, en je weet ongeveer wat er gaat gebeuren. Zet drie mensen bij elkaar, en je hebt geen idee.

Oké, dat is misschien een beetje overdreven, want helemaal vrij zijn mensen natuurlijk ook weer niet. Zij zijn gevormd, door de maatschappij waarin ze opgroeien en de andere mensen die ze daarin tegenkomen. De kans dat iemand zich op een druk terras gaat uitkleden, is niet zo groot, want dat hoort niet. Dat hebben we zo geleerd, en de meesten van ons zouden zich plaatsvervangend schamen als iemand het toch zou doen.

Waarom wij zoveel praten

Nu is het interessante dat veel gedragsregels nergens zijn vastgelegd. Ja, naaktlopen op een daarvoor niet door de gemeente aangewezen plek wordt volgens artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht bestraft met een geldboete, maar ook zonder die bepaling zouden de meesten van ons het wel uit hun hoofd halen om zich uit te kleden. Waarom eigenlijk? Omdat we, zoals gezegd, zo zijn opgevoed. Dat vinden wij beschaafd gedrag, het is de norm. En die norm, die beschaving, is het resultaat van een eeuwenlang proces van zelforganisatie. Dat wil zeggen: mensen interacteren voortdurend met elkaar, zowel nu als in het verleden. Ze praten vooral veel, en vertellen elkaar allerhande verhalen over wat ze van iets of iemand vinden. Ze spreken bijvoorbeeld schande van de dorpsgek die zijn kleren uittrok op het marktplein. Uit deze gesprekken, uit deze lokale interacties die overal plaatsvinden, ontstaan patronen die zich uitstrekken over de hele bevolking en waar niemand controle over heeft. Zo ontstaat de norm dat je niet naakt over straat gaat. En deze normen beïnvloeden op hun beurt weer de conversaties die er ontstaan.

Dat is zelforganisatie. Het gaat dus niet zozeer over het zelf, het individu, dat zichzelf organiseert. Het gaat over lokale interacties, die globale complexe patronen veroorzaken die op hun beurt de lokale interacties weer beïnvloeden. En in die zin is het ideaal van het autonome zelf een illusie, omdat we altijd en voortdurend worden beïnvloed door de globale patronen die we zelf mede vorm geven. En die we dus ook kunnen proberen te veranderen. We hebben er geen controle over, maar wel invloed.